Richard Rijnvos 2008 - door Anthony Fiumara
Zijn beschrijvende titels, die vaak verwijzen naar steden of andere plekken, doen in eerste instantie niet vermoeden dat Richard Rijnvos (Tilburg, 1964) bovenal een radicaal componist is. Iemand die zijn tonen genereert uit niet-muzikale, getalsmatige bronnen zoals magi- sche vierkanten en schaakborden - iemand die bovendien van het ein- deloos stapelen van melodische lijnen houdt. Die strenge, onpersoon- lijke werkwijze mondt uit in zinnelijke werken met een eigenzinnige, on-Nederlandse signatuur.
Rijnvos zegt zich weinig bezig te houden met moderne muziek. Hij 2 luistert liever naar meesters uit vorige eeuwen: Beethoven, Janácek en Sibelius zijn enkele van zijn favorieten. Toch is er geen groter verschil in werkwijze dan tussen die romantici en hemzelf. Hij zegt hierover: “De klassieke idee van een componist is dat hij iets muzikaals in zijn hoofd heeft en dat op papier zet. Ik heb helemaal niks in mijn hoofd en toch wil ik muziek maken. Ik ben geïnteresseerd in de muziek die ontstaat als je bepaalde condities bij elkaar brengt en kijkt wat er ver- volgens gebeurt. Ik voel een weerzin tegen het opzadelen van anderen met mijn persoonlijke muzikale gedachtespinsels.”
Als gevolg van die werkwijze is het begrip stijl voor Rijnvos nooit uit- gangspunt. De componist formuleert het volgende credo: “Stijl be- schikt over een saillante onmiddellijkheid. Of we nu naar muziek luisteren, een schilderij bewonderen, een roman lezen of een film kij- ken, binnen luttele momenten weet Stijl zich trefzeker als protago- nist te manifesteren. Weliswaar laat Stijl zich niet gemakkelijk in woor- den vangen, maar dat maakt het reflecteren erop juist zo fascinerend. Daarentegen vormt Stijl bij het scheppingsproces nooit mijn vertrek- punt. Tijdens de expeditie naar nieuwe, onbekende klanken wordt menig gebied doorkruist, zoals daar zijn: Concept, Ontwerp, Struc- tuur, Proces, Vorm, Ontwikkeling, Karakter, Stemming, Betekenis. En feitelijk is Stijl het onvermoede eindstation.”
Sinds het midden van de jaren negentig schrijft Rijnvos enkel nog wer- ken die deel uitmaken van een cyclus en componeert hij geen ‘losse stukken’ meer. Dat begon met drie delen Stanza, daarna schreef hij het vierdelige Block Beuys. Sinds een aantal jaar werkt hij aan drie cycli tegelijk. De oudste gaat over het stedelijke leven in New York, de twee- de over Venetië, en de derde (Riflessi) bestaat uit ‘companion pieces’ (werken in dezelfde exceptionele bezetting) bij bestaande klassiekers uit het verleden.
Binnen de zesdelige New York-cyclus vind je drie dansen voor dub- belorkest, genoemd naar pleinen in de Amerikaanse metropool, de Manhattan Square Dances. De drie andere delen vormen samen een pia- noconcert dat, als het in die vorm wordt uitgevoerd, luistert naar de naam NYConcerto. “De piano hoort bij New York”, aldus Rijnvos. “Het is een instrument dat weliswaar zijn wortels in Europa heeft, maar dat in Amerika is gepopulariseerd door bijvoorbeeld Scott Joplin, de Broadway-musical, George Gershwin en de jazz.”