Geraffineerde gammeligheid 2009 - door Anthony Fiumara & Martijn Padding
Dat ik in een recensie ooit ‘Ensorachtige kwaliteiten’ toeschreef aan zijn Two Scenes for Orchestra (2007), beviel Martijn Padding (1956) wel. Voor het jubilerende Nederlands Studenten Orkest componeerde hij – zo schreef ik – een werk dat klonk als een carnavaleske processie, die luid kwakend uitmondt in een tegendraads feestje. Armoedige vro- lijkheid. Ensor dus.
Padding noemt zijn eigen componeren ‘heel moeilijk doen om iets armetierigs op te schrijven’. Die armetierigheid (of ‘gammeligheid’, zoals hij zelf graag zegt) zit hem niet per se in de klank. Sterker nog: de componist houdt juist van uitpakken, van on-Nederlands aange- kleed instrumenteren. Maar het zit hem meer in hoe hij instrumen- teert: vaak haaks op het muzikale idee dat eraan ten grondslag ligt. Geregeld brengt hij een eenvoudige melodie in balans met een klank- idee dat niet eenvoudig is.
Daarin lijkt de componist wel op de protagonist uit zijn eigen trom- petconcert voor ensemble Piéton de Hauterives (2001) – een hommage aan het surrealistische kasteel dat de Franse postbode Ferdinand Cheval over een periode van dertig jaar nauwgezet in zijn achtertuin opbouwde. Cheval verzamelde zijn bouwmateriaal tijdens het rond- brengen van de post. Net zoals Padding, die Piéton de Hauterives samen- stelde uit restmateriaal dat hij in de loop der jaren had verzameld. Padding speelt bovendien graag met vulgariteit, met klanken die op het randje zitten van wat nog met klassieke muziek te maken heeft. En hij bouwt in zijn vormen vaak gestes op die hij even later weer tegenwerkt. Ambiguïteit, noemt hij dat. Neem het eerder genoemde Two Scenes for Orchestra dat net lekker op gang lijkt te komen – totdat drie fluitjes daar met iets kleins doorheen komen klieren. Of neem Kier (2005), waarin Padding de variaties in de opgaande lijnen na elkaar maakte en ze vervolgens van elkaar losknipte.
Hij noemt dat zelf een historisch soort dialectiek die je bijvoorbeeld ook al in de sonates van Haydn vindt, maar dan extremer. Zijn gestes, zegt Padding, beloven veel maar zijn altijd gedoemd tot mislukken - uitgecomponeerd falen, gammeligheid, we zijn weer terug waar we begonnen.